Koolmees


De koolmees heeft een opvallende zwarte kop met een witte wang en een groenachtige rug. Hij heeft blauwgrijze vleugels met een witte vleugelstreep. De onderzijde is geel met een zwarte lengtestreep in het midden, die bij het mannetje breder is dan bij het vrouwtje. Het juveniel is valer gekleurd en heeft een gele wang. Bij hem ontbreekt de zwarte buikstreep, want deze verschijnt later in het najaar.
Kenmerken van de koolmees
- Grootte
Zijn lengte is 14 cm, wat hem kleiner maakt dan de huismus. Zijn spanwijdte is 22 tot 25 cm. - Gewicht
16-21 gram - Habitat
Ze zijn zeer talrijk en wijdverspreid. Hij broedt in bossen, bosschages, heggen, parken en tuinen. Hij is een standvogel. - Nest
Ze maken een nest van mos, wortels, halmen en wol en deze wordt van binnen met haren en pluis bekleed. Ze nestelen in boomholen en ook vaak in nestkasten. Dit is soms op ongewone plaatsen zoals brievenbussen. Bekijk onze nestkasten voor koolmezen. - Jongen
Hij broedt in april-juni met 1 à 2 broedsels. Per legsel 5 tot 12 roodgestippelde, witte eieren. - Voedsel
In de zomer eten koolmezen vooral insecten en insectenlarven. Na de broedtijd eten ze ook zaden. Bekijk ons voedsel voor koolmezen. - Klank
De zang is veelzijdiger en gevarieerder dan bij andere mezen. Door hun uitgebreide 'woordenschat' herkennen ze elkaars zang. Met oefening is het zelfs mogelijk om de zang van individuele vogels te herkennen. Hij roept onder andere 'pienk pienk', twee-lettergrepig 'sie twiet' of scheldend 'tsjè tsjè tsjè'. De bedelroep van de jongeren is een nasaal 'dse dse tèt'. Zijn zang, welke je al kan horen vanaf de winter, is een herhaling van allerlei eenvoudige, fluitend, twee- of drie-lettergrepige motieven.
Het is de grootste en talrijkste Europese mees. In de winter zijn koolmezen veelvuldig te vinden bij voedertafels en voedersilo's. Omdat hij groter is dan alle andere mezen, maakt het hem een stuk minder behendig en foerageert daarom meer op de grond. Ze zijn dan vooral gericht op zaden. Van nature eet de koolmees ook veel insecten. Hij is daarom dol op de pindacake met insecten en de voedzame insectentraktatie. Koolmezen bouwen hun nest graag in boomholtes. In tuinen zijn die natuurlijk een stuk moeilijker te vinden. Ze maken dan ook graag gebruik van nestkasten met een invliegopening van 30 tot 32 mm. Koolmezen vullen het nest aan met onder andere mos, droog gras, haar, wol en veren. Uit onderzoek is gebleken dat mezen die in tuinen leven een paar weken eerder hun eieren leggen dan hun soortgenoten in het bos. Naar alle waarschijnlijkheid omdat ze gestimuleerd worden door kunstmatige verlichting.