Vogels en de kou

Een bericht van Nico de Haan

Nico de Haan

Als het vriest trekken wij mensen een warme winterjas aan als we naar buiten gaan. Maar hoe spelen vogels het eigenlijk klaar om te overwinteren en welke bijzondere aanpassingen hebben ze? Een kort lesje in biologie!

IJskoude poten

In de winter vragen veel mensen zich bezorgd af hoe het toch kan dat een blauwe reiger of een roodborst geen bevroren poten krijgt. Er is onderzoek gedaan naar kokmeeuwen die op het ijs stonden. Het lijf van een kokmeeuw is 40° C warm, de buitentemperatuur is fris: -16° C. Bij de poten blijkt de temperatuur te dalen. Bij het voetgewricht meten we nog maar 8° C, in de voet 5° C en bij het raakvlak op het ijs 0°. Bij poolhonden en bij herten ontdekten wetenschappers dezelfde cijfers. Gevolg: bij nul graden smelt sneeuw of ijs niet en dus vriest er geen poot vast. De vogels hebben letterlijk ijskoude voeten.

Bij nader onderzoek bleek dat zowel sledehonden als meeuwen een soort thermostaat bezitten die de temperatuur regelt. Het ‘mechaniek’ werkt door middel van het tegenstroomprincipe van het bloed en vindt plaats in het bovenbeen. Koud en warm bloed worden daar zo dicht langs elkaar heen gevoerd dat alle systemen naar wens blijven verlopen.

Vogels hebben een superthermostaat

We hebben nu gezien waarom de poten van een meeuw niet vast vriezen aan het ijs, maar in de vogelwereld is er nog een veel merkwaardiger situatie waar je niet zo snel bij stil staat. Ieder die wel eens in de bergen gewandeld heeft weet hoe zwaar het lopen daar kan zijn, zeker wanneer je met een zware rugzak op hoogte van 3000 meter loopt. Wat te denken van trekvogels die hoog over de Alpen vliegen. Alpenkraaien zijn op 3.000 meter iets doodgewoons, kraanvogels trekken soms op 6 km hoogte, de condor zweeft in de Andes op 7 tot 8 km hoogte en er zijn zwanen waargenomen op bijna 10 km hoogte. Hoe presteren die vogels dat? We weten er nog steeds niet het fijne van, maar in grote lijnen komt het er op neer dat het transport van de opgenomen zuurstof via luchtzakken in het vogellichaam verloopt. De bouw van vogellongen is fundamenteel anders dan die van zoogdieren. De zoogdierlong is als het ware een eindstation: de lucht die er in komt, gaat er via dezelfde weg weer uit. De vogellong is te vergelijken met een tussenstation: aan de ene kant er in en aan de andere kant er weer uit. Een veel efficiënter systeem.

Luchtzakken voor opwarming koude lucht

Een vogel bezit naast longen ook nog luchtzakken die tussen de ingewanden en de spieren liggen en deze staan middels fijne buisjes met de longen in verbinding. De luchtzakken liggen met name bij de kop en bij de staart. Bij de ademhaling werken ze als een soort communicerend vat. Tegelijkertijd dienen de luchtzakken om te koude lucht op te warmen en te warme lucht af te koelen. Met zoogdierlongen zou een vogel niet kunnen vliegen: op zeeniveau zou het dier oververhit raken en op grote hoogte bevroren longen oplopen en stikken. De luchtzakken fungeren dus als een soort thermostaat. Toch wel prettig dat wij gewoon de winterjas aan kunnen trekken als het koud is!