Sijs of mees?

Een bericht van Nico de Haan

Nico de Haan

Het mezengedrag kent u vast wel. Vaak hangen ze ondersteboven aan een dun takje, op zoek naar kleine insecten of bladluizen. Als u de komende weken of maanden ineens tien of twintig van die meesjes in een elzen- of berkenboom ziet hangen, let dan goed op, dan heeft u een groepje sijzen ontdekt. Ze zijn zo klein en onopvallend dat je zelfs een grote groep sijzen gemakkelijk over het hoofd ziet.

Sijzen uit noordelijke streken hebben vaak geen enkele ervaring met mensen en u kunt dus rustig wat dichterbij gaan kijken. Ze zijn zo druk bezig met de zaden uit de elzenproppen te peuteren, dat ze de hele wereld om zich heen lijken te vergeten. Dat ze u zo dicht laten naderen is dus een goed veldkenmerk. Sijsjeslijmers maakten daar vroeger misbruik van. Ze tipten de sijsjes aan met de punt van een bamboestok, die vooraf ingesmeerd was met sneldrogende lijm.

Sijzen zingen als … Sijsjes

Het aardige van sijzen is natuurlijk dat ze zingen als sijsjes. En dat doen ze echt, want sijzen lijken elkaar altijd iets te vertellen te hebben. Of ze ook echt naar elkaar luisteren weet ik niet, want iedereen zingt dwars door iedereen heen. Heel veel korte fluittoontjes met veel tzee tzee en snel gebrabbel. Het doet me altijd een beetje denken aan het gezellige babbelliedje van de boerenzwaluw. Gedurende het winterhalfjaar neemt de zang steeds meer in volume toe. Kort voor ze weggaan is het zo krachtig dat het van veraf al te horen is, bijna net zo hard als een groep kwetterende spreeuwen in een kersenboomgaard! Maar om het geluid te horen moet je het wel kunnen herkennen en tussen je oren opslaan.

Zwarte petjes en gele strepen

Ik heb u nogal veel over het typische gedrag en het geluid van de sijzen verteld en nog maar weinig over de kleur. Dat is opzet, want in het veld, boven in de boom met eventueel tegenlicht, blijft er van die heldergele kleuren in de vogelgidsen eigenlijk maar heel weinig over. Sijzen ontdek je door op het geluid en gedrag te letten, daarna ga je dichterbij en komen de kleuren pas. Behalve als ze zo vriendelijk zijn om op uw winterse voederplaats te komen. Ze hebben ontdekt dat pinda’s ook best heel lekker zijn, en dat pinda’s uit een netje halen veel minder energie kost dan al dat gepeuter in elzenproppen De oranje pindanetjes zijn favoriet (ik weet niet waarom), en op de bekende en behendige mezenmanier halen ze daar de pinda’s uit. Af en toe komen ze ook een bad nemen of drinken uit mijn vijver. Zaadeters, en dat zijn sijzen, let maar op de kegelsnavel, moeten veel vaker drinken dan mezen en merels. Van al die droge zaden krijg je dorst! Sijsjes zijn maar klein, ongeveer pimpelmezen formaat, en door het kleine kopje en de korte staart lijken ze nog kleiner. De helder gele vleugelstrepen vallen vooral op in de vlucht. In het voorjaar wordt het geel steeds geler en het zwarte petje van het mannetje steeds zwarter.

Sijs
Sijs
Pimpelmees
Pimpelmees
Putter
Putter

Putter rukt op

Kleine zangvogels in de vlucht herkennen is moeilijk. Je krijgt vaak minder dan een seconde de tijd om je waarneming te doen en veel meer dan iets bruins, of iets groens blijft er dan niet over. Er zijn een paar van die kleine vogels die wel goed in de vlucht te spotten zijn en de putter is er één van. De vink met zijn witte schilden en dansende vlucht, de groenling met een beetje geel in vleugels en staart, en de putter met heel veel geel in vleugels en staart, zijn daar goede voorbeelden van.

Putter heeft reflectoren

Het geel van de putter is echt reflecterend fel en van veraf goed te zien. Een putter dichtbij doet al gauw aan een ontsnapte tropische vogel denken, zo kleurrijk zijn ze. Een vuurrood gezicht met daarin een spitse tolvormige snavel, een helderwitte kraag afgezet met zwart en inktzwarte vleugels met een helder gele streep, dat zijn de kenmerkende kleuren van de putter.

De laatste paar jaar zie ik in mijn dorp boven in de boompjes, die de gemeente nog maar kort geleden heeft aangeplant, kleine lichtgekleurde propjes zitten. Bij inspectie bleken dat allemaal putternestjes te zijn. Klein, maar wel heel stevig rond de takken gevlochten, want in het voorjaar zitten ze er nog! Het eerste nest ontdekte ik een paar jaar geleden, op een zomer avond tijdens het boodschappen doen. Ik hoorde een zacht gepiep net boven mijn hoofd. Midden op het dorpsplein tussen de marktkramen, hangplekken en knetterbrommertjes was een complete putterkolonie gevestigd. Daar waar de huismus terrein verliest lijkt de putter nog een opmars te kunnen verwezenlijken. Ze worden steeds vaker gezien dus als er een mooie, tropische vogel bij u in de buurt komt broeden denk dan gelijk aan putters.

Putter is een vrolijke brabbelaar

Bij een putter weet ik niet of je zijn liedje als zang of als gebrabbel moet betitelen. Het krast maar klinkt af en toe toch wel melodieus - het zit er een beetje tussenin. Als u iets snel boven in de boom hoort brabbelen kijk dan goed want een putter is een schoonheid. Maar laat u niet foppen door tegenlicht, want dan zijn al die prachtige kleuren die in de vogelboeken bijna van de pagina af lijken te springen plotseling zoek. Nog eens luisteren, een beetje met het licht mee draaien en wie weet lukt het de putter in de kijker te krijgen.

O ja, zijn naam heeft hij te danken aan het feit dat de kooivogelhouders hem geleerd hebben in een kooitje zijn eigen water te putten. Met een emmertje aan een touwtje halen ze zo, met behulp van poten en snavel hun drinkwater naar boven!